Uit berekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) zou blijken dat veel
Nederlanders er volgend jaar in koopkracht op achteruitgaan. Vooral de
minima, ouderen en middeninkomens zullen inleveren. De zorgpremies gaan
omhoog en het kabinet verhoogt milieubelastingen. Daar wegen de stijgende
lonen en groeiende economie blijkbaar niet tegenop. ‘Schande’, roepen de
vakbonden. ‘Onacceptabel’ vindt de SP. En zelfs de VVD eist op hoge toon dat
heel Nederland er volgend jaar op vooruit gaat. Geen gezeik, iedereen rijk.

Voor de grootste paniek moeten we ongetwijfeld bij Wouter Bos zijn. Die
had tijdens de verkiezingen juist meer koopkracht beloofd voor precies die
groepen: de minima, de ouderen en de middeninkomens.

Dat wordt repareren! Tientallen ambtenaren zitten deze week over hun
excel-sheets gebogen om te kijken hoe ze met een half procentje hier en een
kwart procentje daar, de minima boven de streep kunnen trekken. Er staat
veel op het spel, want zonder sociaal imago heeft het sociaal-christelijke
kabinet geen enkel recht van bestaan.

Verspilde moeite. De koopkrachtplaatjes bestaan alleen in de computers
van het CPB maar hebben nauwelijks iets te maken met de echte wereld. Het
mensenleven is niet te vangen in koopkrachtplaatjes. De jaarlijkse
inkomensschommelingen van individuele Nederlanders zijn van een totaal
andere orde dan de minieme verschuivingen die het CPB berekent en waar de
politiek zich vervolgens druk over maakt.

De minima gaan er op achteruit, maar daar wordt niet bij verteld dat ieder
jaar een derde van de mensen met een laag inkomen die groep weet te
verlaten. Ze vinden een baan, of een rijke partner. Andere Nederlanders
hebben minder geluk en nemen hun plaats in. Voor zowel de inkomende als de
uitgaande minima maakt het echt niet uit of Wouter Bos dat enkele procentje
koopkrachtdaling repareert of niet.

Hetzelfde geldt voor Nederlanders die promotie maakten, opslag kregen,
ziek werden of juist genazen, verhuisden naar een duurder of goedkoper huis,
gingen trouwen of scheiden, kinderen kregen, een erfenis ontvingen, minder
gingen werken of juist meer, met pensioen gingen, emigreerden of een van de
vele andere veranderingen in hen leven meemaakten waardoor hun inkomen flink
veranderde. Een scheiding kost een vrouw volgens het CBS bijvoorbeeld
gemiddeld 23 procent koopkracht. De scheidende man wint zeven procent. Wie
een kind krijgt levert gemiddeld bijna 20 procent koopkracht in.

Jaarlijks gaan de financiën van een groot deel van de Nederlandse bevolking op
de schop. In 2006 verhuisden 1,7 miljoen Nederlanders, wisselden naar
schatting 800 duizend van werkgever, belandden 300 duizend mensen in de WW,
en raakte 360 duizend er juist uit. Iets minder dan 100 duizend mensen
kwamen in de bijstand en iets meer dan dat aantal kon deze uitkering
opzeggen. 150 duizend Nederlanders werden 65 jaar en kregen hun eerste
AOW-uitkering. 82 duizend kregen hun eerste kind. 72 duizend mannen en
vrouwen gaven elkaar het ja-woord, nog eens tienduizend lieten zich
registeren als partners, terwijl 32 duizend echtscheidingen werden
uitgesproken en 54 duizend mensen weduwe of weduwnaar werden. Ontelbare
Nederlanders hadden een financiële tegenvaller en even zoveel maakte een
financiële klapper.

Negeer de discussie, want het gaat nergens over. Een mensenleven laat zich
niet vangen in koopkrachtplaatjes.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl